Home » Pelgrimsgedichten Regio Amsterdam
Van cruciaal belang is het om zelf op pad te gaan op de zoektocht die zo oud is als het leven zelf.
De schat der wijze ligt niet op een verborgen plaats bij het eindpunt maar rijgt zich aaneen in een lange reeks ontmoetingen en ervaringen onderweg.
Natuur gaf ons een motor mee
van ‘t allerbeste merk
Gaf ons een hart en longenpaar,
Gezond, gaaf, goed en sterk.
En een paar flinke benen,
een groot geluk op aard.
Wie die niet leert gebruiken
is niet zo’n motor waard
Wij lopen de Vierdaagse mee
vol levenslust en moed.
Als goede lopers blijven wij,
altijd op goede voet.
Want wij zijn één voor allen
en allen zijn wij één.
Zo willen wij door Neêrland
en door het leven heen
En heeft de motor afgedaan
Want ook een motor slijt
Dan zit ik in mijn leuningstoel
Vervuld van dankbaarheid
Dan gaan mijn ogen naar de wand
Daar hangt een souvenir
Aan jeugd, aan sport aan wandelvreugd
Aan dagen van plezier
Bij het opkomen en ondergaan van de zon, denken wij aan hen.
Bij het waaien van de wind en in de kilte van de winter; denken wij aan hen.
Bij het opengaan van de knoppen en bij de wedergeboorte van de lente; denken wij aan hen.
Bij het blauw van de lucht en in de warmte van de zomer; denken wij aan hen.
Bij het ritselen van de bladeren en in de schoonheid van de herfst; denken wij aan hen.
Bij het begin van het jaar en wanneer het eindigt, denken wij aan hen.
Zolang wij leven, zullen ook zij leven, want zij zijn nu een deel van ons als wij hen gedenken.
Als we moe zijn en kracht nodig hebben, denken wij aan hen.
Wanneer we verloren en ziek van hart zijn, denken wij aan hen.
Wanneer we moeilijke beslissingen moeten nemen, denken wij aan hen.
Als we vreugde hebben die we graag willen delen, denken wij aan hen.
Als we prestaties hebben die op hen gebaseerd zijn, denken wij aan hen.
t Was boven op de berg dat ik begreep en besloot het nooit meer te vergeten
’t Was boven op de berg dat ik begreep wat ik al zo lang had moeten weten
Diep onder mij het zachte groene dal, wit boven mij de wolken in het blauw
’t Was boven op de berg dat ik begreep wat ik nooit meer vergeten wou
Geen stem, geen vuur vanuit een struik gewoon de vage bergen in de mist
’t Was boven op de berg dat ik begreep dat ik dit al langer wist
Altijd, altijd
Geen donderslag bij heldere hemel ook niet de bleke sikkel van de maan
’t Was boven op de berg dat ik begreep Ik kan ook zonder angst bestaan
Was het de wind die mij vertelde je bent nooit alleen op deze aarde
’t Was boven op de berg dat ik begreep wat ik al lang bewaarde
Was het de warmte van de zon de geur van steen, door mij herkend
’t Was boven op de berg dat ik begreep je bent nooit alleen als je samen met jezelf bent
Altijd, altijd
’s Morgens vroeg vertrekken te voet,
heb er zin in, ben vol goede moed.
Halverwege en na een keer pauzeren,
begint mijn energie langzaam in te teren.
Het tempo gaat dan automatisch omlaag
en steeds nadrukkelijker de vraag:
“hoe lang nog, wanneer krijg ik rust?”
Maar als ik dan denk ”nu ben ik uitgeblust”,
biedt de herberg een douche, een avondmaal,
en mijn lichaam en geest snel weer optimaal.
Langzaam groeit in mij de zoeker
in rusteloze nachten komt in mijn ziel
de pelgrim op bezoek met vertelsels
over het oneindige en met oude vragen
wie ben je? Waarom ben je op aarde,
heb je daar nog nooit over na gedacht?
Ja, ja maar hoe zou ik dat moeten weten?
Heb je dan nooit stil neergezeten in je ziel
en geluisterd naar de zuchten van Ene?
Zoek mij toch, zegt de Ene, ga op reis,
neem je ziel als gids, wordt een zuivere zoeker.
En zo ga ik op weg, in donkere nachten,
waarin het luisteren mij als een droom overvalt,
weet ik waar ik moet gaan, mensen op de tocht
onthullen mij de weg, noemen namen,
en nu ben ik op reis naar het geheim van het bestaan
het licht achter het licht, de stilte in de stilte.
In de herbergen langs mijn weg
word ik begroet door andere pelgrims.
Had ik de geborduurde gewaden van de hemel,
doorweven met gouden en zilveren licht,
De blauwe en de schemerige en de donkere gewaden
van nacht en licht en het halve licht,
zou ik de gewaden onder uw voeten spreiden:
Maar ik, arm als ik ben, heb alleen mijn dromen;
Ik heb mijn dromen onder uw voeten gespreid;
Loop zacht, want je loopt op mijn dromen.
Altijd zijn er wel vogels,
altijd de wind of de waterstromen,
de bronnetjes soms of passanten.
Altijd zijn er de bomen en de wolken die je groeten
of de strakke blauwe hemel.
En de zijwegen en kruispunten die vragen om een keuze.
Altijd zijn er je gedachten die meetrekken als engelen
of als duivels die je plagen.
Alleen wandelen bestaat niet.
Wandelen brengt je ook altijd weer
op je innerlijke weg en brengt je thuis.
Als je geen woorden vindt, begin met te luisteren.
Als je naar inzicht zoekt, open de ramen.
Als je geen uitkomst ziet, leer om te wachten.
Als je weinig geduld hebt, oefen het zaaien en oogsten.
Als je geen inspiratie vindt, ga dan de straat op.
Altijd is er een weg.
Als je een droom hebt, durf te springen.
Als je met vragen zit, ga ermee in de wind staan.
Als je soms vleugels mist, kijk genoeg naar de wolken.
Als iets moet groeien, laat het zijn gang gaan.
Als iets je lief is, hou het niet vast.
Elke morgen gaan wij op weg
elke morgen gaan we verder
dag na dag roept de weg ons
de weg naar Compostela
Ga door, ga door
en houd vol
God helpt ons
Aardse weg en weg van geloof
duizendjarige weg van Europa
de melkweg van Karel de Grote
de weg van alle Jacobijnen
Ga door, ga door
en houd vol
God helpt ons
En aan het einde van het vasteland
wacht sint Jacobus op ons
zoals altijd zijn glimlach gericht
op de ondergaande zon in Finisterre
Ga door, ga door
en houd vol
God helpt ons
Pelgrim, waar ga je heen?
waarom maak je deze lange reis
wandelaar, waar ga je heen?
met je rugzak voor alle bagage
Misschien weet je niet
wie je leidt op deze weg
dat kan het geloof zijn
misschien ben je geen christen
Meer dan duizend jaar geleden
is dit grote avontuur geboren
wandelaar, je bent de afstammeling
van de mensen die dit hebben doen ontstaan
Je zult door streken gaan,
door steden, burchten, dorpen
de stenen zullen je de geschiedenis
vertellen van de pelgrimage
Je zult rivieren oversteken,
bergen en de Pyreneeën
gisteren nog was hier de grens
urenlang zul je omhoog klimmen
Dan zul je in Spanje zijn
op de ‘camino’ zul je lijden
zoals keizer Karel de Grote
die hier ook heen is gegaan
Met de Basken zul je zingen
de wijn van Rioja zul je drinken
de zon van Castilië zal op je branden
en je zult komen tot Galicië
En dan, alleen te midden van vele anderen
zul je van verre de kathedraal
van de apostel zien staan.
Je zult de weg nooit meer vergeten.
Leven is op weg zijn,
bergen beklimmen, waden door rivieren,
bloemen plukken bij maanlicht,
dwalen door eenzaamheden en woestijnen,
een kaars branden tegen de storm,
oplopen met anderen of hen dragen,
brood delen en vieren in de nacht.
Leven is pelgrimeren,
een tijdlang werken aan de weg,
een brug bouwen over het water,
rovers en duivels verjagen,
waken en bidden met zieken,
doden begraven bij de kapel.
Maar nooit raken de pelgrims thuis:
‘vreemdelingen’ vestigen niet.
Wanneer zij eindelijk aankomen,
weten ze wat ze vermoedden
De weg is het doel
Jouw spoor,
jouw pad,
ik volg de weg
Jij roept mijn naam.
Ik luister,
de twijfel verdwijnt
ik weet waarheen
ik moet gaan!
Moe gelopen en moe gedacht.
Mijn hoofd wil maar niet leeg worden
En mijn hart blijft bezwaard
Over wat ik achterliet.
Ik zit.
Het mos prikt
Mieren slepen dennennaalden heen en weer
Een vogel strijkt neer in een tak boven mijn hoofd
Zingt een helder lied.
Ik luister
Met aandacht
En hoor de variaties in zijn lied.
Als de muziek stilvalt.
Gaat het zingen in mij door.
Mijn ziel jubelt door mijn zorgen heen.
Het is goed.
Het is goed dat ik besta,
Dat ik ga.
Ik sta op
En buig diep voor de vogel.
Waar je stappen zet
Ontstaat grond
Waar je samen stappen zet
Ontstaat begaanbare grond
Die grond zal je dragen
Je kunt dan op weg gaan
Zoekend zullen je voeten je richting bepalen.
Door je goed gevulde rugzak
Hoef je niet bang te zijn
Voor moeilijk begaanbaar terrein
Het droge zal zichtbaar worden
Door je samenspraak met de anderen
Hoef je niet bang te zijn
Op je eigen manier zul je je plek vinden
Waar het licht wordt geboren
En waar de aarde zich heeft getooid met jong groen gras.
Pelgrim.
Ga nu.
En neem wat brood en melk voor onderweg.
Zoek je weg op de klank van je voeten.
Voel hoe de wind in je hand komt wonen.
Hoor hoe een vogel wat stilte verplaatst.
Zie hoe de klaprozen gloeien.
Ruik hoe mooi het water is.
Geniet van de gastvrijheid van een olijfboom.
Beleef de weelde van de eenvoud.
Vertel iets dat niet begint met een woord.
Verwarm je met een honger in je ziel.
Verlang naar je dierbaren.
Pelgrim.
Ga nu.
Op zoek naar vrede en alle goeds.
Op weg naar een andere dimensie.
En voel die lijn heel zacht door je lichaam vloeien.
En als je even geen ziel hebt
dan is er nog het geheim van de landweg.
Haast je niet, pelgrim
maar luister heel even:
dit is jouw weg
langs riante rivieren
over middeleeuwse bruggen
verfris je aan zijn bronnen
zwijg aan zijn oude muren
vogels die je nog nooit hoorde
dorpen om met jouw ogen te strelen
handen om je aan te warmen
het ontbrak je aan tijd
aan moed misschien
of je kon gewoon niet
twijfel niet, volg het pad
ga stap voor stap
langs oneindige akkers
langs stille stenen
luister, pelgrim
volg hem, dit jouw weg!
Als een pelgrim op eenzame paden
loop ik mijn schaduw achterna
wandel tot voorbij de horizon.
Laat mij mijn weg gaan
dwalen in een vergeten landschap
liggen in het groene gras.
Het leven is loslaten
wat ik innig heb liefgehad
hervinden wat verloren was.
Liefde is het enige levenspad
niet het eindpunt is mijn doel
maar de weg er naartoe.
Liefde is niet eisend, zij geeft zichzelf
zoals de stralende zon
weldadig haar warmte schenkt.
Zo wandelt mijn leven over
paden van pelgrims, voorbij
huizen van gastvrijheid en
welkom, door oorden in verlaten
en onherbergzame streken.
Er zijn ontmoetingen van
herkenning en vriendschap
met mensen van goed gezelschap
van ‘hallo’ en een warm ’tot ziens’.
Een spoor naar bestemming, naar zielsopdracht
De weg is het doel
Soms helder, soms onzichtbaar, of zelfs verpakt in
mist, geen weg te zien
Niet weten of het de juiste weg is
Wel weten, vertrouwen dat alles wat ik nodig heb
op mijn weg komt, op het juiste moment
Uit het niets verschijnt de zon, verdwijnt de mist
Mijn weg wordt zichtbaar. En ik weet: dit is de weg,
mijn weg.
Ik moet mijn reis nog reizen
mijn leven weer gaan
mijn moeder nog kussen
taal opnieuw leren verstaan.
Ik moet mijn lief nog ontmoeten
alles begint weer van vooraf aan
onze kinderen weer begroeten
wanneer zij komen en gaan
Ik ben verstard in het heden
het verleden is te snel voorbij gegaan
nu ik zwoeg naar het zuiden
wil ik de tijd bijna stil laten staan.
Wie nooit op reis gaat
komt nooit ergens aan
juist om thuis te komen
ben ik op reis gegaan.
Vandaag ben ik gaan lopen
Ik was het maanden al van plan
Maar pas toen iedereen gezegd had dat het niet kon
Ging ik lopen
Kijk me lopen toch
Hier loop ik dan
Vandaag ben ik gaan lopen
Ik heb de meningen geteld
En heb bedacht dat het niets uit maakt
Ook als men niks vind
Wordt zelfs dat nog als een mening je verteld
Vandaag ben ik gaan lopen
En waar ik loop is van nu af aan een weg
Vandaag ben ik gaan lopen
Ik maak me klein bij elk geluid
Ik ben veel banger dan ik was
Toen ik nog stil stond
Mag zo wezen
Maar ik kom eindelijk
Ik kom eindelijk vooruit
Vandaag ben ik gaan lopen
En waar ik loop is van nu af aan een weg
Kijk me lopen, 7 sloten
Hoogste bergen andersom
Ik ben hoe dan ook gaan lopen
Ik zie wel waar ik kom
Diepe dalen, mooie paden
Ik glim bij wat ik zachtjes
haast onhoorbaar fluisterend zegt
Waar ik gelopen heb
Is van nu af aan van een weg
Vandaag ben ik gaan lopen
Omdat dat is wat ik wou
Heb geen idee waarom men zei dat het niet kon
Zeg liever ga maar, dat is leuk
En moet je doen
Want kijk me lachen man
Hier loop ik nou
Mijn eenzaam leven wandelt in de straten,
Langs een landschap of tusschen kamerwanden.
Er stroomt geen bloed meer door mijn doode handen,
Stil heeft mijn hart de daden sterven laten.
Kloosterling uit den tijd der Carolingen,
Zit ik met ernstig Vlaamsch gelaat voor ‘t raam;
Zie menschen op een zonnig grasveld gaan,
En hoor matrozen langs de kaden zingen.
Kunstenaar uit den tijd der Renaissance,
Teeken ik ‘s nachts den glimlach van een vrouw,
Of buig me over een spiegel en beschouw
Van de eigen oogen het ontzaglijk glanzen.
Een dichter uit den tijd van Baudelaire,
Daags tusschen boeken, ‘s nachts in een café
Vloek ik mijn liefde en dans als Salomé.
De wereld heeft haar weelde en haar misère.
Toeschouwer ben ik uit een hoogen toren,
Een ruimte scheidt mij van de wereld af,
Die ‘k kleiner zie en als van heel veraf,
En die ik niet aanraken kan en hooren.
Toen zich mijn handen tot geen daad meer hieven,
Zagen mijn oogen kalm de dingen aan:
Een stoet van beelden zag ik langs mij gaan,
Stil mozaïkspel zonder perspectieven.
Pelgrim zijn is je pelgrimsstaf nemen en op weg gaan,
je kleine zekerheden verlaten om te ervaren wat en wie de Grote Zekerheid is, en daarop mogen steunen als op een staf.
Pelgrim zijn is onderweg zijn met een lege broodzak en je toch rijk voelen.
Terug thuis komen met een rugzak volonvergetelijke herinneringen.
Pelgrim zijn is je een stuk van de Weg voelen worden,
je over bergen en grenzen heen werken, geloven dat het Doel voor je ligt.
Pelgrim zijn is doorheen de schoonheid van de natuur iets van de Kunstenaar vermoeden en geloven dat Hij ook jou wil kneden en vormen.
Dat hij ook in jou Zijn Schoonheid wil leggen.
Pelgrim zijn is het brood breken met anderen,
en méér terug krijgen dan je gegeven hebt;
Je leven delen met een vriend en voelen dat de Andere mee stapt.
Pelgrim zijn is je laven aan de bron en ervaren hoe leven-gevend water kan zijn.
Is op zoek gaan naar de diepste Bron van jouw leven.
Pelgrim zijn is het kruis van jouw leven niet langer wegstoppen maar het opnemen en ontdekken dat je het dragen kan.
Pelgrim zijn is de steen, die je meezeult, onderweg achterlaten en nieuwe stenen vinden om met je leven iets moois te bouwen.
Pelgrim zijn is fluiten van vreugde omdat je – doorheen veel zweet en moeite -het Doel in zicht krijgt.
Pelgrim zijn is jouw kleine hand in Zijn grote hand leggen;
geloven dat jouw naam in Zijn palm geschreven staat;
vertrouwen dat Hij je draagt en nooit laat vallen.
Pelgrim zijn is een schelp vinden, er blij om zijn, maar ook weten dat het maar een halve schelp is …
Er zeker van worden dat je pas lééft als je jouw oren, jouw handen als een schelp opent voor anderen.
Troost op moeilijke dagen, een glimlach wanneer verdriet binnendringt,
een regenboog om de wolken te volgen, een glimlach om je lippen te kussen,
zonsondergangen om je hart te verwarmen, omhelzingen wanneer de geesten verslappen,
schoonheid voor je ogen om te kunnen zien, vriendschappen om je wezen op te fleuren,
geloof zodat je kunt geloven, vertrouwen voor wanneer je twijfelt,
moed om jezelf te kennen, geduld om de waarheid te aanvaarden,
Liefde om je leven te voltooien.”
Voor de reis wens ik je,
dat de weg je tegemoet komt,
de wind steeds in je rug is,
de zon je gezicht verwarmt,
en zachte buien je velden beregenen,
en dat God, tot ons weerzien,
je bewaart in de palm van Zijn hand.
ik vroeg hem: zeg waar is je reis naar toe
je naam wordt oud, je schoenen zijn versleten onderhand
en ben je al dat zwerven nog niet moe
het wordt al bijna donker, de weg is lang naar huis
ik weet een bron die reizigers verkwikt
die wonderwel ontspringt daar op die heuvel met dat kruis
de pelgrim zag me aan, hij keek verschrikt
Ik weet het, sprak de pelgrim, die is er inderdaad
de oorsprong van het leven en de deugd
je wordt opnieuw geboren, zegt men als je er in baadt
en krijgt ’n nieuwe naam, een tweede jeugd
kom volg mij beste pelgrim en blijf niet langer staan
je wilt toch vinden, naar ‘k veronderstel
het spreekwoord zegt: wie zoekt, die vindt, ik kom er net vandaan
daarom ken ik de weg hier wonderwel
Het spijt mij, zei de pelgrim, ’t vinden is maar schijn
mijn wegen zijn bepaald door zon en maan
voor mij is er geen waarheid dan onderweg te zijn
en ‘k heb nog eeuwen lang alleen te gaan
toen ik hem zag vertrekken die stille vreemdeling
ontvouwde zich een angstig visioen
terwijl hij langzaam verder tastte in de schemering
en zelden heb ik zo gehuild als toen…
Het is ophouden rondom zichzelf te draaien.
Het is zich niet laten opsluiten.
Het is geen kilometers verslinden,
maar zich openstellen voor anderen,
hen ontdekken, hen tegemoet gaan.
De dag haat toch niet de nacht omdat hij zwart is?
De zon verbrandt toch niet de maan omdat ze blank is?
De bij verjaagt toch niet de vlinder omdat hij uit dezelfde bloem drinkt?
De merel doodt toch niet de nachtegaal omdat zijn liedje anders klinkt?
Waarom haat, verbrandt, verjaagt en doodt de ene mens dan wel de ander?
Toch niet omdat hij anders is?
Toen de stilte brak in zijn hoofd onder druk van de wereld die hij zelf had toegelaten,
strikte hij op een ochtend zijn schoenen,
zocht naar woorden voor een afscheid en vertrok zonder nog iets te zeggen
op weg naar een beeld waar hem verlossing scheen, naar een veld ver weg onder sterren.
Maanden schreef hij met de afdruk van zijn voeten, zijn naam in de huid van oude wegen.
Trok stofsporen als een web tussen stad en stad en stad op weg naar zijn doel.
En op de telmaat van zijn passen formuleerde hij zorgvuldig de vragen die hij stellen zou als zijn tocht was afgelegd.
Aan de sterren zou hij de woorden vragen om te beschrijven wat zijn hart niet meer zeggen kon, aan de vier winden de gedachten die hij zelf niet vormen kon
en de rotsen aan het einde van zijn reis zou hij smeken hem zijn eigen weg te duiden die hij was krijtgeraakt
Maar toen hij knielde na een tocht van maanden voor de poorten van zijn doel hadden zon en wind en stof en regen al zijn vragen uitgewist
De woorden van zijn hart had hij een halve weg terug al gelezen in de dans van vonken boven een avondvuur,
zijn verstarde gedachten waren nooit zo helder verwoord als door elke zucht van zijn eigen ademtocht bij elke pas die hij naar hier had gezet en zijn toekomstweg stond geschreven in de lijnen van een kiezelsteen die hij weken eerder al had geraapt bij de monding van een rivier.
Toen hij knielde op een Spaans veld onder de sterren hadden zijn vingers alle antwoorden al gelezen telkens als zij streken als een stille mantra over de ribbels van de schelp om zijn hals en geklonken in het ruisen van de kalme zee in haar holte waar hij naar had geluisterd op stille avonden in andere velden onder andere hemels van sterren.
Wandelaar, jouw voetstappen
zijn de weg, niets meer;
Wandelaar, er is geen weg,
de weg maak je al lopende.
Al lopende maak je de weg,
en als je omkijkt,
zie je het spoor,
dat je nooit meer zult
bewandelen.
Wandelaar, er is geen weg,
alleen de rimpelingen
van de zee.
Wandelen…
in de natuur met beide benen stevig op de grond
in gezelschap van een ander
in het teken van de Ander
Wandelen…
met open ogen
met open oren
met een ontvankelijk hart
Wandelen…
is vertragen
is vereenvoudigen
is verdichten van ervaringen
Wandelen…
is loslaten
is verstillen
is vertrouwen
Wandelen…
leidt op een natuurlijke wijze tot verwondering en dankbaarheid
leidt tot het besef van verbondenheid met alle schepselen en de Schepper
leidt tot het activeren van jouw verbeelding
Wandelen…
is de haast uit je hoofd halen
is het natuurlijke tempo van de ziel volgen
is open komen voor wat er zich in het hier en nu aandient
… en als het ons gegeven wordt onderweg misschien iets van de Ander ervaren
Een wens voor jou in drie dimensies:
Vrede met wat was
Vreugde met wat is
Alle goeds voor de toekomst
Of je nu een leven inloopt of eruit,
je schaduw zit je op de hielen
en een woud van borden
wijst, wijst, wijst.
Je loopt alleen, altijd alleen,
al weet je duizend mensen
om je heen, en loopt er soms
iemand een eindje mee.
Wandel op de middenweg,
niet tussen einde en begin,
je bent je eigen wandeling.
Je loopt een leven uit, een leven in.
Steeds weer zoeken
mijn voeten de aarde.
Adem verbindt mij
met al wat leeft.
Mijn ogen zien:
het regent licht.
Mijn oren geloven blind
wat zij horen:
achter mij fluisteren
zacht de duizenden
uit wier liefde
ik werd geboren.
Voor mij wacht
het land van belofte.
Mijn stok
weet de weg.
Zo reist mijn ziel
door de tijd.
Zo trekt de geest
door de stof.
Ik doe niets
fout of goed.
Ik ga maar
en groet.
Ik ben op weg gegaan
om de wereld te ontdekken
en de mensen.
Om stil te staan
bij de dingen
en om stil te zijn.
om het zonder woorden uit te zingen.
Ik ben op weg gegaan
om te ontdekken wie ik ben,
geweest ben,
worden zal,
om te roepen in de woestijn.
Om de stem van God te horen
en alleen te zijn.
Ik ben op weg gegaan
verzonken in gedachten.
Zonder te vragen
naar de weg
en naar de stad, volgde ik mijn dromen.
Weg in mijzelf,
ben ik eindelijk aangekomen.
gaandeweg de weg gegaan
de weg gegaan
om stil te staan
om stil te worden
stil van binnen
gaandeweg
de weg naar binnen.
Leer mij je te bewandelen
Stap voor stap
Met gesloten ogen
Om te voelen
Dat je zacht bent
Of zo hard als de rotsen
Die ik zag
Met mijn ogen open
Leer mij je te lopen
Als de dag mij toelacht
Met haar warme zonnestralen
En haar verre vergezichten
Maar ook als de dag koud is
De regen valt
En het asfalt
Lang en saai voor mij uitreikt
Wijs mij hoe je loopt
Als ik verdwaal
In al je kleine wegen
Die soms nergens toe leiden
Of juist te lang blijf hangen
Op het pad dat ik al ken
Geef mij moed als ik niet durf
Wanneer je langs de diepten loopt
En ik dreig te vallen
Vertraag mijn pas
Als ik te snel ga
Laat mij dan
Even stilstaan
En herinner mij eraan
Dat stap voor stap
Snel genoeg is
Ontdekken wat de weg is in je leven
is met alle zintuigen open
in de wereld staan
en luisteren naar degene
die je beweegt
en door wie je je bewegen laat
is neen durven zeggen
en soms ja of misschien.
Ontdekken wat de weg is in je leven
is weten wat aan je voorbijgaat
nu je zo besluit en niet anders.
Ontdekken wat de weg is in je leven
is hopen op al het goede
dat ook jou mag overkomen
soms, heel even.
Ontdekken wat de weg is in je leven
is vertrouwen en bouwen
en nemen zoals het komt
en geven van wat je hebt.
Het Nederlands Genootschap van Sint Jacob
Janskerkhof 28 a
3512 BN Utrecht
KvK nummer: 40447304
BTW nummer: NL 8039.95.635.B01
IBAN: NL41INGB0005151146
IBAN: NL41INGB0005151146