Wanneer u in het Zeeuws Museum in Middelburg een fraaie zilveren beker ziet staan met een figuurtje van Jacobus op het deksel fronst u vermoedelijk uw wenkbrauwen wanneer u leest dat de beker toebehoorde aan het Sint Jacobsgilde in Sint Maartensdijk en in 1595 gemaakt is. Dat is ruim 20 jaar na de Reformatie. Zo’n zelfde verbazing ondervond J. Was, hervormd predikant uit Waterlandkerkje, toen hij diezelfde beker in 1841 zag op een tentoonstelling in Vlissingen bij de onthulling van het standbeeld van Michiel de Ruyter. Hij dook toen in de geschiedenis van dit gilde en schreef er een bijdrage over in de tweede uitgave van Nehalennia, Jaarboekje voor Zeeuwsche Geschiedenis en Letteren, dat in 1850 verscheen. Dit boek is digitaal te raadplegen en Was geeft in het artikel een verhelderend beeld van dit Sint Jacobsgilde.
Op de zijkant van de beker is een vergulde banderol te zien waarin geschreven staat “Hic tres fuerunt Compostelle” (Deze drie maakten een bedevaart naar Santiago de Compostela) en daaronder het jaartal 1595 en de namen Mr. Jan Liens Rent, Mr. Pieter Cuper en Marinus Warckendet. Dit blijken heren van aanzien te zijn geweest. Jan Liens was vanaf 1595 rentmeester van de Graaf van Buren, Philips Willem van Oranje, tevens Heer van Sint Maartensdijk en Scherpenisse, Pieter Cuper was in 1590 burgemeester en in 1591, 1594 en 1596 schepen in Sint Maartensdijk en Marinus Warckendet was vanaf 1590 schout , stadhouder of substituut van den baljuw van Sint Maartensdijk (de titel Mr. betekent Magister of Meester en was destijds ook bekend als “Licentiaat in de beide regten” (nl. wereldlijk en kerkelijk)).
Naast het rijtje van drie personen uit 1595 komen soortgelijke rijtjes voor met als jaartal 1611 (6 namen), 1604 (2 keer 4 namen), met eronder nog 3 namen met het jaartal 1611 (deze laatsten zijn met een minder ervaren hand gegraveerd). Binnenin de beker staan nog 6 namen met het jaartal 1694. Het blijken allen broeders van het Sint Jacobsgilde te zijn en velen hebben hoge functies binnen het bestuur van de stad en de polder bekleed.
Tot het bezit van het Sint Jacobsgilde behoorde ook een zilveren schaal / beker met een geschulpte bodem (“ananasbeker”) die op genoemde tentoonstelling was te zien, maar later leek verloren te zijn gegaan. Op de rand staan de namen van de 4 schenkers en de datum 25 juli 1613. De beker blijkt wel bewaard gebleven te zijn en bevindt zich nu, met een bijbehorende zilveren lepel, in het Zeeuws Museum in Middelburg (zie de links).
In de geschiedenis van Sint Maartensdijk is vóór de 16e eeuw niet een Sint Jacobsgilde bekend. Was vermoedt dat het gilde tussen 1576 en 1595 is opgericht met als doel om de Rooms Katholieke godsdienst in ere te houden in Sint Maartensdijk, toen de Reformatie daar plaats vond, nadat het eiland Tholen in 1577 uit handen van de Spanjaarden overgegaan was naar de prins van Oranje. Het gilde kan zijn opgericht door vooraanstaande katholieken in Sint Maartensdijk op aandrang van de plaatselijke deken en kapittelheren, of op eigen initiatief toen deze kerkelijke functionarissen al naar elders vertrokken waren.
Uiteraard ontstonden er in de loop der tijd conflicten met het stadsbestuur (waar steeds minder broeders van het Sint Jacobsgilde deel vanuit maakten) en met de protestantse kerkeraad, die zowel op het bezit van het gilde aasden als (met name de kerkeraad) zich mateloos ergerden aan de festiviteiten van de gildebroeders. In 1623 probeerde het stadsbestuur om het Sint Jacobsgilde op te heffen en de bezittingen te naasten om die, na verkoop, te gebruiken voor het versterken van de vestingwerken. Hoewel zij toestemming kregen van Prins Maurits, bleef het Sint Jacobsgilde uiteindelijk bestaan. Kennelijk hadden de gildebroeders nog zoveel macht dat zij de uitvoering van het besluit tot opheffing en naasting konden verhinderen. In 1632 besluit de kerkeraad dat gildebroeders uitgesloten worden van deelname aan het Heilig Avondmaal. In 1640 en in 1650 komt dat twee keer voor en deze broeders betuigen hun spijt van lidmaatschap van het gilde en worden dan alsnog toegelaten. In 1657 probeerde het stadsbestuur opnieuw de goederen van het gilde in bezit te krijgen. Het Sint Jacobsgilde ging echter in beroep bij het Provinciale Hof en uiteindelijk bleef het gilde weer bestaan. Wel kwam het Sint Jacobsgilde met de kerkeraad overeen dat zij hun bijeenkomsten en de bijbehorende maaltijden zouden versoberen en het uitgespaarde geld zouden besteden aan voedsel en kleding van arme en gebrekkige mensen. In 1684 moest de kerkeraad het gilde herinneren aan deze afspraak. De kerkeraad probeerde nog te profiteren van een juridisch geschil waar het gilde bij betrokken was, om de inkomsten van het gilde voor andere doelen aan te wenden. Maar uiteindelijk bleef het gilde gewoon voortbestaan.
Het Sint Jacobsgilde raakte wel langzaamaan in verval. In 1707 nam het gilde het besluit voortaan om het jaar een maaltijd te organiseren. In 1739 traden als laatste nog twee broeders toe. Dat waren Jacob Vleugels, de drossaard, en Marinus Catshouck, de schout. Dus nog steeds mannen met een hogere functie. Rond het midden van de 18e eeuw heeft het Sint Jacobsgilde zijn bezittingen overgedragen aan het stadsbestuur. In de stadsrekening van 1772 worden verantwoord de zilveren voorwerpen (pelgrimsbeker, ananasschaal en lepel) en de renten en pachten van de landerijen van het Sint Jacobsgilde die nog tot het eigendom van de stad behoorden.
Zo kwam er een eind aan het Sint Jacobsgilde in Sint Maartensdijk. Broederschappen van pelgrims naar Santiago de Compostela waren gewoonlijk veel eerder ontstaan en werden meestal vrij snel na de Reformatie opgeheven. In Haarlem werd de broederschap ook opengesteld voor protestanten en kon zo, zelfs tot nu toe, blijven bestaan. In Roermond kon de broederschap blijven bestaan tot eind 18e eeuw doordat Roermond buiten het staatsverband van de Republiek der Verenigde Nederlanden bleef en pas in 1839 een Nederlandse stad werd. Het Sint Jacobsgilde in Sint Maartensdijk verenigde ook wel pelgrims naar Santiago, maar was pas rond de tijd van de Reformatie opgericht en met het duidelijke doel om het katholieke geloof te ondersteunen.