In Harlingen bestond het Sint Jacobsgilde van schippers met Sint Jacob als patroonheilige. Het stond ook bekend als grootveerschippersgilde en als wytschippersgilde. Roemeling noemt het Sint Jacobusschippersgilde.
Het Sint Jacobsgilde onstond uit onvrede met het verschijnsel dat schippers van elders goedkoper goederen konden laden en lossen, doordat zij, anders dan de schippers uit Harlingen niet allerlei heffingen en belastingen (o.a. voor de verdediging van de stad) betaalden. Het schippersgilde werd opgericht in 1543 en ontvingen een octrooi van keizer Karel V, met het voorrecht om als eerste vracht naar Harlingen te vervoeren. Schippers van elders mochten vracht vervoeren, maar alleen tegen dezelfde prijs.
Het Sint Jacobsgilde werd overigens wel verplicht steeds 2 tot 3 karvelen (een bepaald scheepstype voor de zeevaart) gereed te houden om de dienaren van de keizer in Friesland (stadhouder, raadslieden en hun ambtenaren) zonodig te vervoeren naar de Hollandse havens (Medemblik, Enkhuizen, Amsterdam en Spaarndam) tegen een vast laag tarief.
Naast dit grootveer- of wytschippersgilde bestond er in Harlingen ook een schuitenvaarders- of smalschippersgilde.