Een leen is een vorm van een beneficium, een kerkelijke instelling waarin bezittingen (bijv. land, huizen) zijn ondergebracht en waarbij de uit dat bezit getrokken inkomsten (bijv. pacht, huur) gebruikt worden voor kerkelijke doeleinden. Een leen kon door particulieren gesticht worden en zij hadden het recht om de bestemming te bepalen.
Het Sint Jacobsleen dankt zijn ontstaan aan het bieroproer in 1487. Dit was een totaal uit de hand gelopen schermutseling tussen de Schieringers en de Vetkopers waarbij de ontknoping plaats vond op Sint Jacobsdag (25 juli). Leeuwarden werd daarbij geplunderd en velen vonden de dood. Zo ook de olderman (de hoogste magistraat in de stad) Pieter Sybrants Auckama. Zijn halfbroer, Jelle Juwsma, pastoor en deken van de Sint Vituskerk in het stadsdeel Oldehove, was zeer bedroefd en stichtte het Sint Jacobsleen. In zijn testament bestemde hij goederen voor het Sint Jacobsleen. Toen hij in 1497 overleed trad het Sint Jacobsleen in werking. Degene die profiteerde van het leen (in de vorm van een prebende) was veelal een kapelaan die zo zijn studie theologie kon betalen en als tegenprestatie missen moest opdragen voor het zieleheil van Auckama.
Na de Reformatie werd het Sint Jacobsleen een algemener fonds voor studiebeurzen, het bestaat tegenwoordig nog steeds en verstrekt jaarlijks zo’n 25 beurzen.