Schilderij van Cornelis Cornelisz uit het begin van de zestiende eeuw.
Twee pelgrims op weg naar Santiago. De een, de duivel vermomd als Jacobus, weet de ander over te halen zijn genitaliën af te snijden waardoor hij de dood vindt. Hij had immers de nacht voor zijn vertrek doorgebracht met een jongedame zonder dit te biechten. Alleen zo zou hij nog het eeuwige leven kunnen verwerven. Gelukkig grijpt de echte Jacobus in en gaat het lichaam weer leven.
Het verhaal is ontleend aan de LEGENDA AUREA van Jacobus de Voragine (13e eeuw), een verzameling heiligenlevens met ongeveer 150 legenden. Het boek was wijd verspreid, ook het Leidse klooster Lopsen beschikte over een exemplaar.
Het boek inspireerde vele kunstenaars die de legenden, de verhalen afbeelden.