Op deze gravure wordt een wonder verricht door Jacobus de Meerdere.
In een kerk is afgebeeld een biddende man op een bed met Jacobus geknield aan het voeteinde. Jacobus is herkenbaar aan zijn breedgerande hoed die hij op zijn rug draagt en waarvan de opgeslagen rand versierd is met schelpen.
Het zou een afbeelding kunnen zijn van het één na laatste wonder dat verhaald wordt in Boek II van de Codex Calixtinus. De beschrijving van dit wonder 21 wordt toegeschreven aan Paus Calixtus en gaat over een man, Guibert genaamd, uit Bourgondië die al 14 jaar verlamd is aan zijn benen. Hij wordt op een draagbaar naar Santiago de Compostela gebracht en daarbij vergezeld door zijn vrouw en dienaars. Hij verblijft daar vlak bij de kathedraal. In een droom wordt hij aangespoord naar de kerk van Jacobus te gaan en daar te blijven bidden totdat Jacobus hem komt genezen. Nadat hij twee nachten biddend gewaakt heeft, verschijnt Jacobus in de derde nacht. Jacobus trekt hem overeind en hij is genezen. Daarna bleef hij nog 13 dagen waken in de kerk, uit dankbaarheid en om aan eenieder zijn wonderbare genezing te vertellen. [Het wonderverhaal is ontleend aan de vertaling door Herman Van Campenhout (2015) en de navertelling door Mireille Madoe (2014).]
De gravure is in 1600 gemaakt door Nicolaes de Bruyn (1571-1656) mogelijk naar een ouder (rond 1500 gemaakt) ontwerp van Lucas van Leyden.
Het objectnummer is KG 02574