In het archief van de Gemeente Meppel, ondergebracht in het Drents Archief te Assen, bevindt zich een akte uit 1504, waarin de pastoor Everardus van Cralen, toestemming geeft aan enkele leden van het kerspel om een altaar op te richten ter ere van Sint Jacob. Dit is dus opnieuw een altaar voor Jacobus.
In 1504 werd in een akte (1110 in het gemeentearchief van Meppel) een jaarrente van een verkocht huis aan vermoedelijk dit Sint-Jacobusaltaar toegekend.
[Overigens is er een akte met nummer 1127 uit 1516 in genoemd archief waarin een Maria-altaar wordt opgericht met een bijbehorende broederschap. Kreeg Maria zo een tweede aan haar toegewijde altaar? Het eerste Jacobusaltaar was immers veranderd in een altaar voor Maria.]
Bij een altaar werd vaak een broederschap opgericht en de gildebroeders moesten zorgen voor het onderhoud van het altaar. Voor inkomsten waren zij afhankelijk van schenkingen in geld of in natura. Die inkomsten werden ondergebracht in een vicarie, een stichting naar kerkelijk recht. Giften in natura konden pacht van land of huur van woningen opbrengen. Vanuit zo’n vicarie werd een kapelaan of priester betaald voor de bediening van het altaar.
In Meppel is een redelijk aantal akten in het archief bewaard gebleven (1109 t/m 1118). Vaak is in een akte sprake van zowel het altaar, de broederschap of gildebroeders, als ook de vicarie. Om niet steeds in herhaling te vervallen zijn de akten genoemd bij dat onderdeel waar zij het beste bij zouden passen, maar die keuze is uiteraard arbitrair.