Deze en de twee volgende miniaturen staan in hetzelfde handschrift, een getijdenboek, dat wordt bewaard in de Universiteitsbiblotheek te Leiden, (catalogusnummer BPL 2747). De schrijver (niet de auteur) is broeder Gerrit uit Castricum, op dat moment 64 jaar oud. In een kleine drie maanden, van september tot december 1498, heeft hij 203 bladen, dat zijn ruim 400 pagina’s, geschreven, dat is ongeveer 6 bladzijden per dag.
De eerste eigenares was Aef (=Agatha) van Bulgarien. Het boek is overvloedig versierd en van een hoog artistiek niveau.
Jacobus neemt in dit manuscript een prominente plaats in, want zijn beeltenis komt voor op blad 14, dus vóór in het boek, onmiddellijk na de kalender. Uit de bindwijze blijkt, dat dit blad 14 apart is ingevoegd, los van de katernen. Het is daar dus op uitdrukkelijk verzoek van de opdrachtgever geplaatst. Er staat ook een jaartal bij, waaruit blijkt dat het niet later is toegevoegd.
Sint-Jacob is afgebeeld in de hoofdletter O van het gebed: O Heilige apostel, sinte Jacob…… In de tekst van dit gebed staat de volgende zinsnede:
…..Ende gelikerwijs ic di versocht heb te compostelle in galissen dattu also in die stonden mijns doots mi wilste verzoken ende mi bi wesen….
Jacobus is afgebeeld compleet met staf en pelgrimshoed met schelp.