Burijngravure. Jacobus Mathan, 1624.
De heilige Jacobus is voorgesteld als een pelgrim onderweg. Hij draagt een kort, opgeschort kleed en een mantel voorzien van een pelerine. Deze is versierd met drie schelpen en twee maal de gekruiste pelgrimsstafjes. Deze komen eveneens voor op de rand van zijn hoed, tussen drie schelpen vastgehecht. Hij draagt knielange slobberende laarzen nog aangevuld met stevig schoeisel. Een bidsnoer loopt schuin over zijn borst en aan zijn gordel hangt op de rechterheup een veldfles. De staf houdt hij in de rechter hand.
Op de achtergrond links is de marteldood van de apostel voorgesteld. Links vloeit het vlakke landschap over in heuvels die door een versterkte burcht zijn bekroond. Uit de ronde donjon hangt een vlag.
De ovale cartouche die de heilige omsluit draagt bovenaan het schild van de militaire Orde van Santiago. De rand van de cartouche draagt het opschrift: AMPL[I]SS[I]MO D[OMINE] IACOBI SODALTIO HONORIS ERGO. D.D.I. MATHAM SCVLP[SIT].
In de zwikken leest men nog de datum en de naam van de graveur. Onder de cartouche zijn in een liggende rechthoek twee vierregelige verzen opgenomen:
Cum Sancti depicta vides sic ora Jacobi
Qui Compostelae moenia clara facit,
Quisquis es, haec animo tecus perpende viator,
Ut simul ad summi Regna Tonatis eas.
Als ghij St. Jacob siet, seer constich, als naert’ leven
Geschildert oft gesneen. Wilt u ten Reijs niet geeven,
O Pelgrim wie ghij sijt, alleen tot sijnder Eeer:
Maer dat ghij moogt in rust comen bij Godt den Heer.
S. van Tethroede.
De prent is gemaakt voor de Haarlemse Broederschap van Sint-Jakob. De koperen plaat is na 1624 nog vele malen afgedrukt.