Een Compostela is het officiële kerkelijke document (oorkonde) waarmee het Kapittel van de Kathedraal van Santiago erkent dat de persoon die erom vraagt, gekomen is om eer te bewijzen aan de apostel Jacobus en aan alle daarmee verbonden verplichtingen heeft voldaan. Het is het bewijs dat de pelgrimstocht volbracht is.
Datering: 1614.
Deze Compostela is gedrukt op perkament. De tekst is gesteld in het Latijn en voorzien van een afbeelding van de H. Jacobus, een schelp met twee gekruiste pelgrimsstafjes erachter en een moeilijk te identificeren object aan de rechterzijde. Naast de handtekening van Dom Antonius Rodericus à Castro is het document gecertificeerd door een aanhangend zegel.
De inkt is dermate verbleekt dat de handgeschreven passages zonder hulpmiddelen erg moeilijk leesbaar zijn. De datering 1614 van deze Compostela is overgenomen uit de beschrijving door het Gemeentearchief Roermond. Eveneens volgens de beschrijving van het Gemeentearchief is deze Compostela afgegeven aan Conrardus Vollamech (?). Van Bree heeft als bijlage bij zijn artikel een naamlijst van de Jacobsbroederschap van 1612 tot 1786 opgenomen. Daar komt de genoemde Vollamech niet op voor. Dit geeft alleen uitsluitsel over het feit dat Vollamech vanaf 1612 geen lid was van de Jacobusbroederschap in Roermond. Hij kan in Roermond gewoond hebben, maar de Compostela kan ook van elders in het archief terecht gekomen zijn. Zoeken op de familienaam Vollamech heeft vooralsnog geen resultaat gehad. Misschien moet de naam anders gespeld worden.
Transcriptie:
UNIVERSIS et singulis presentes literas inspecturis, D. ANTONIUS Rodericus à Castro Maior Cardinalis, ac Poenitentiarius almae Ecclesiae Compostellanae. In qua indubitanter requiescit, venerandum sanctissimumque corpus Beati Apostoli Jacobi Zebedei, totum integrum sub altari maiori. Salutem in domino sempiternam. Quoniam (ut ait Apostolus) omnes stabimus. ante tribunal Christi, recepturi prout in corpore gesserimus, sive bonum, sive malum,
Prof. Kneepkens meent dat hier een vaste zinsnede is weggevallen: “oportet nos (of: convenit nos/nobis) diem messionem extremae misericordiae operibus prevenire” of iets vergelijkbaars. Soms is dit afgekort met een “etc.”, dat is hier evenmin gebeurd.
(Cum itaque sicut acepimus) deuotus in Cristo …. Ecclesiam beati Jacobi personaliter visitauerit, confessusque & absolutus fuerit, Dominicumque corpus acceperit, nec non vouit …. et alia pia sanctorum loca visitare, et non hauet unde id perficere possit, nisi piis fidelium eleemosynis adiuvetur. Qua propter. Nos praenominatus Cardinalis Maior, tenore praesentium, omnes et singulos Christi fideles requirimus, et hortamur in Domino, quatenus praefatum …. dum ad vos accesserit. Eleemosynas petiturus, pié, benigné, charitativéque recipiatis: et de acceptis á Deo bonis eleemosynas (quae peccata extingunt) elargiri curetis: ut per haec, et alia pietatis opera ad promissum coeleste regnum per venire valeatis: et participes efficiamini omnium Suffragiorum huius santae Ecclesiae. Presentibus post annum minime valiturus. In quorum omnium et singulorum fidem praesentes literas fieri, et hoc nostro iussimus sygillo muniri. Datis in Civitate hac Compostellana, Anno Domini millesimo ….., die vero … mensis ….
D. Antonius Rodericus, Cardinalis maior
In vertaling:
D(om) Antonius Rodericus à Castro, Cardinalis Maior en Penitentarius van de zalige kerk van Compostella, waarin het te vereren en heiligste lichaam van de gelukzalige apostel Jacobus, zoon van Zebedeus, zonder twijfel in zijn geheel onder het hoofdaltaar rust, wenst aan allen en aan een ieder die dit schrijven zullen zien, het eeuwige heil in de Heer.
Aangezien wij allen, zoals de Apostel verkondigt, voor het gerecht van Christus zullen staan, om het oordeel te ontvangen naarmate wij ons tijdens ons leven hebben gedragen, hetzij het goede hetzij het slechte,
Prof. Kneepkens meent dat hier een vaste zinsnede is weggevallen: “past het ons de dag des oordeels door werken van grote barmhartigheid vooraf te laten gaan” of iets dergelijks.
Aangezien de aan Christus toegewijde …., zoals wij hebben vastgesteld, in eigen persoon de kerk van de gelukzalige Jacobus heeft bezocht, heeft gebiecht, de absolutie heeft verkregen en het lichaam van de Heer heeft ontvangen en hij eveneens plechtig belooft ook het heiligdom van … en andere heilige plaatsen te bezoeken en hij niet over de middelen beschikt om dit te doen, tenzij hij door vrome giften van gelovigen wordt geholpen.
Daarom vragen wij, eerder genoemde Cardinalis Maior, en sporen wij aan in de Heer, alle gelovigen in Christus en een ieder afzonderlijk, om, wanneer de voornoemde …. u benadert met het verzoek om een aalmoes, hem vroom, welwillend en liefdadig te ontvangen en hem te bedelen met aalmoezen (die de zonden uitwissen) uit de van God ontvangen goederen, opdat u hierdoor en door andere vrome daden waardig wordt, terecht te komen in het beloofde hemelse rijk en deelachtig te worden in alle voorspraak van deze heilige kerk. Deze verklaring zal minstens een jaar geldig zijn.
Ten bewijze hiervan voor allen en een ieder hebben wij opdracht gegeven deze brief uit te vaardigen en met ons zegel te bekrachtigen. Uitgegeven in deze stad Compostela in het jaar Onzes Heren duizend ….op de …. dag van de maand ….
Get. D. Antonius Rodericus, Cardinalis maior
De materiële vorm en tekst komen grotendeels overeen met de Compostela uit 1608, afkomstig uit het stadsarchief van de Zwitserse stad Brig, die in 2011 te zien was op de overzichtstentoonstelling Pelgrims, Onderweg naar Santiago de Compostela in het Catharijneconvent in Utrecht. Een kopie bevindt zich thans in het Huis van Sint Jacob, Janskerkhof 28A, 3512 BN Utrecht.
Met dank aan prof. dr. C.H.J.M. Kneepkens te Malden en drs. R. Vaalburg te Zwolle voor hulp bij de transcriptie en vertaling.
Het compostela is getekend door een cardinalis maior. In de kathedraal van Santiago werden 7 uit de 72 kanunniken van het kapittel uitverkoren tot kardinaalpriester. Zij waren de enigen naast de (aarts)bisschop en de paus die de mis mochten lezen bij het graf en het altaar van Jacobus. Kennelijk hadden zij ook als taak om de compostela’s uit te reiken aan de pelgrims, nadat die eerst bij de cardinalis gebiecht hadden en hij aan hen penetentie had verleend. De kardinaalpriesters werden aangesteld met als voorbeeld de Sint Pieter in Rome. Er bestonden maar weinig kathedralen met deze functionarissen. Het paste goed bij het streven van Santiago om gelijkwaardig te zijn aan Rome. Pas midden 19e eeuw werd het privilege van de kardinaalpriesters opgeheven.
Het compostela in Roermond is ondertekend door de cardinalis maior ac poenitentiarius. De toevoeging maior lijkt een rang binnen het college van 7 te zijn. De toevoeging poenitentiarius is de aanduiding van een boetepriester die in een kathedraal college bevoegd is de biecht af te nemen in specifieke gevallen (zie link).
Voor verdere studie zij verwezen naar Fletcher 1984 (zie bron) dat digitaal beschikbaar is (zie link.)
Dit is één van de drie compostela’s van vóór 1900 die vooralsnog bekend zijn in archieven in Nederland. De andere zijn Haarlem (1587) en Alkmaar (1660).