‘Het lichaam van de apostel Jacobus is begraven in Spanje dicht bij de zee aan het uiteinde van de wereld’. Deze mare ging vanaf de negende eeuw als een lopend vuurtje door Europa. Niemand minder dan de machtige keizer Karel de Grote zou het apostelgraf aan de ongelovigen hebben ontworsteld en daarmee het sein tot de grote bedevaart hebben gegeven. Bisschoppen, kloosterlingen en vorsten propageerden de nieuwe verering en vooral door toedoen van de monniken van Cluny werd de Spaanse Jacobusverering in de elfde eeuw in heel Europa populair.