Maarten en Nicolien, de twee literaire karakters die in de jaren zestig via het werk van J.J. Voskuil de Nederlandse literatuur binnenwandelden, zijn het lopen nog niet verleerd. Sterker nog, naarmate ze over meer vrije tijd beschikken, trekken ze er steeds vaker te voet op uit. Terloops kibbelend of mijmerend kiezen ze vooral hun eigen route, het liefst weg van de gebaande paden. Ondanks hun principiële stellingname zijn ze uiteindelijk ook kinderen van hun tijd. In “Aan de wandel” (2022) doorkruisen ze het ganse land, dit keer gaan ze “Op Pieterpad”.
Met de routegids in de hand vertrekken ze vanuit Pieterburen, ontspannen, maar tegelijk een beetje opgewonden. Het Pieterpad voert over de kleinste wegen en paden en is als het leven zelf. De tocht is geplaveid met gevoelige pijnpunten, verrassende ontmoetingen en diepe overpeinzingen. Eenmaal in het Achterhoekse Vorden blijken Maarten en Nicolien het over één ding eens te zijn: halverwege zijn ze nog op minder dan de helft.