Zestig dagen lang loopt Jac Geurts in zijn eentje over de Spaanse vlakten en siërra’s, vanaf de Pyreneeën naar de zuidelijke havenstad Cadiz. Dit inspirerende boek vol avonturen, natuurbeschrijvingen, geschiedenis, ontmoetingen en overpeinzingen brengt de lezer naar een onbekend Spanje. De schrijver kenmerkt zijn tochten als “microscopische reizen”: de wandelaar wordt één met de natuur, onderdeel van alles wat groeit, kruipt, sluipt en vliegt. Dolend door Spanje laat hij de lezer de grootsheid en onverzettelijkheid van onze aarde meebeleven.
Onverwacht krijgt de tocht een dramatisch einde. Net aangekomen in het hete Andalusië valt de ervaren, altijd zingende zwerver op de grond. Zijn benen raken verlamd. Het laatste hoofdstuk beschrijft de moeizame tocht naar huis. Een zeldzame spierziekte maakt dat zijn gesjouw over de aardbol voorgoed voorbij is. Jac Geurts reist alleen nog vanuit de leunstoel. Dit boek is een ode aan twee verloren liefdes, het verre wandelen en Spanje, het meest miraculeuze land van Europa.
Zie: jacobsstaf 130 p. 20