Deze bachelorscriptie geeft een beeld van de Jacobusverering als religieus fenomeen en de neerslag daarvan in kunst en cultuur in Nederland in de late middeleeuwen. Welke sporen heeft die verering ons nagelaten? Hoe zijn ze te herkennen, te typeren en te duiden? En: hing de functie samen met het pelgrimeren of was die meeromvattend? De schrijver gebruikt daarbij de term “jacobalia”zoals gedefineerd door Madou, als werkterm; ze blijkt een hanteerbaar begrip om de verschillende uitingen van de Jacobusverering te beschrijven, te analyseren en te duiden.
Nederlandse jacobalia blijken niet of nauwelijks systematisch in kaart gebracht, laat staan aan een kunsthistorische analyse onderworpen. Die constatering was aanleiding om nader onderzoek naar die jacobalia te doen, ze te inventariseren en ze aan een iconografische beschrijving “in context “te onderwerpen. De neerslag daarvan is te vinden in het onderzoeksverslag dat als bijlage bij deze scriptie is gevoegd