De Broederschap van Sint-Jacob vroeg in 1430 aan Paus Martinus V toestemming om een kapel en een gasthuis op te richten. De toestemming werd gegeven in een Stichtingsbief d.d. 1 november 1430 (deze brief bevindt zich nog in het parochiearchief).
Verder is er vooralsnog weinig te vinden over dit Sint-Jacobsgasthuis. Vermoedelijk is het opgegaan in de Sint-Jacobskazerne en later in de stichting “Reinier van Arkel”.