De Grote of St. Jacobskerk behoort met het Binnenhof tot de oudste gebouwen van Den Haag. Vermoedelijk bestond er al een houten kerk in de 13de eeuw. In 1335 spreken de bronnen van de ‘grote kercke’, hetgeen duidt op een stenen godshuis. Rond 1420 verrees de zeskantige toren. Aan het eind van de 15de eeuw had de kerk zijn huidige omvang bereikt.
Tot de reformatie was de kerk in gebruik voor de katholieke eredienst. Uit die periode dateren de twee nog resterende gebrandschilderde ramen van de gebroeders Crabeth, de preekstoel met zijn prachtige houtsnijwerk (beelden van de evangelisten) en de wapenborden van de ridders van het Gulden Vlies aan weerszijden van het schip. Na de kapittelbijeenkomst van de orde in 1456 in Den Haag onder leiding van hertog Filips de Goede lieten de ridders als dank voor de genoten gastvrijheid hun wapenschilden in de kerk achter. Het bord van Filips hangt apart aan een pilaar bij het hoogkoor. Na de grote brand in 1539 werd de kerk in haar oude luister hersteld. Voor de financiering werden de accijnzen op bier en wijn verdubbeld en keizer Karel V en vele anderen schonken een raam.